Acht tips voor een succesvol transdisciplinair onderwijsconcept

Ilse Markensteijn ontwikkelde voor het Leiden Delft Erasmus Centre for Sustainability een succesvol transdisciplinair onderwijsconcept: de Thesis Labs. Wat zijn de lessen? Hoe geef je transdisciplinair onderwijs stap voor stap vorm? Acht tips.

IM
Ilse Markensteijn

Tip 1: Bouw verder op wat er al is.
“Ik was net begonnen bij het LDE Centre for Sustainability, waar een project bezig was waarin wo -en hbo-studenten voor onder andere gemeenten aan een gezamenlijke opdracht werkten. Het ging over de vraag hoe we veerkrachtige en inclusieve steden ontwikkelen. Dat was leuk, iedereen was enthousiast. De coördinatie werd gedaan door ECHO Urban Design. Ik dacht: “Waarom doet de universiteit dit niet zelf? En waarom doen we dit niet met veel meer thema’s? Het idee was geboren.”

Tip 2: Zoek zoveel mogelijk overeenkomsten en de verschillen.
“Ik ging praten bij de verschillende masteropleidingen. Met welke grote vragen houden zij zich bezig? Waar raken die aan de vragen van andere opleidingen? Er was veel enthousiasme om mee te doen aan een Thesis Lab. Maar er waren ook obstakels voor een mogelijke uitvoering.

Het aantal studiepunten voor een afstudeerscriptie verschilt per opleiding. Er zijn natuurlijk grote verschillen in afstudeeronderzoek. De een houdt interviews, de ander werkt met kwantitatieve data, weer een ander maakt een ontwerp. Hoe kan je daar een gezamenlijk programma omheen maken? En heel praktisch: er waren verschillen in de periode waarin mensen afstuderen, op sommige plekken gebeurt dat tussen april en juni, op andere tussen januari en juni, of tussen februari en november. Niet alles past in een mal. We hebben het programma zo vormgegeven dat het zoveel mogelijk mensen zo goed mogelijk past.

Tip 3: Gewoon beginnen
Midden in Coronatijd startte het allereerste Thesis Lab, over Circulair Textiel. “Iedereen zat thuis, het was al najaar en het Lab zou aan het begin van het nieuwe jaar moeten starten.  De tijd was krap. We besloten het gewoon maar te doen, en te leren van onze ervaringen. Dat was best spannend. Samen met de bevlogen onderzoeker Natascha van der Velden hadden we het mooi bedacht en een basis voor een programma liggen, met een rondetafelgesprek, verrijkingssessies en een moment voor een gezamenlijke eindpresentaties. Maar zouden studenten wel echt iets aan hebben aan dit project? Dat weet je pas na afloop.

Het Fashion for Good in Amsterdam meldde zich. Ze dienden allerlei vragen in over duurzame textiel, wij deelden die vragen met studenten. Studenten meldden zich met een eigen opdracht. We organiseerden sessies met onder andere New Industrial Order, Expertisecentrum Cirkelwaarde. Zeeman sloot aan bij de ronde tafel. En zo ontstond er een klein, maar hecht clubje. En we gingen van start.

Tip 4: Zoek een pakkende naam
Het allereerste Lab over duurzame textiel ging een eigen leven leiden. Er werd over gesproken, mensen waren enthousiast. “Ik wil ook wel zo’n Lab”, hoorden we soms. Toen hebben we er een naam aan gegeven: Het Interdisciplinair Thesis Lab. Het kan steeds een andere invulling krijgen. Inmiddels zijn er Thesis Labs voor Duurzame Zorg, Landschapstransformatie, Duurzame Tuinbouw en de Rotterdamse Haven geweest. Het aantal mogelijkheden is eindeloos.

Tip 5: Haal drempels om mee te doen weg
Een Thesis Lab is instapklaar. Wij zoeken zelf een of meerdere caseholders, de vraageigenaar voor het Lab. Met de caseholder bepalen we de overkoepelende, complexe vraag die in het Lab moet worden beantwoord. Die grote vraag wordt in kleinere stukjes geknipt: dat zijn de thesis onderwerpen. Wij doen daar samen met de caseholder zelf suggesties voor. Maar studenten kunnen ook een eigen onderwerp voorstellen, dat aansluit bij het thema. Als het past, kunnen ze gewoon meedoen.

De student schrijft gedurende het programma zijn of haar eigen Thesis en krijgt begeleiding van zijn eigen opleiding. De rest doen wij. Het hele programma is vooraf bekend. Daardoor is het makkelijk te combineren met het eigen onderzoek.

Tip 6: Zoek de synergie
Door deelnemers te stimuleren kennis en ervaringen uit te wisselen, maken we de wereld van studenten en professionals groter. Iedereen die meedoet wordt geprikkeld buiten de grenzen van de eigen discipline of afdeling te kijken. Je leert veel nieuwe dingen over het onderwerp, maar ontdekt bijvoorbeeld ook nieuwe onderzoeksmethodes. Vaak zeggen studenten: “Ik ben op een hele andere manier gaan kijken naar het vraagstuk.” En dat is precies waar het Lab voor bedoeld is!”

Het programma heeft speciale sessies om die brede blik te ontwikkelen. Een trainer geeft een workshop ‘EnRoads’, waar studenten systemisch leren kijken. Ze spelen een spel waarbij ze een duurzame uitdaging moeten oplossen en ervaren zelf hoe alles op elkaar ingrijpt. Er zijn ook sessies ‘Lego Serious Play’, waar de studenten een gezamenlijk verhaal bouwen met Lego. 

Tip 7: Besteed aandacht aan vaardigheden
De uitdagingen op het gebied van duurzaamheid zijn supercomplex. Hoe bereiden we studenten zo voor dat ze goed uitgerust zijn om die aan te kunnen? Er wordt vaak gesproken over de ‘21st century skills’: het vermogen om te gaan met complexiteit, diversiteit en onzekerheid. Om toekomstgericht te denken. De Labs helpen zulke vaardigheden te ontwikkelen. Doordat studenten direct aan een praktijkvraag werken en ervaren hoe weerbarstig en ingewikkeld de praktijk is. Maar ook door samen met professionals uit de praktijk te reflecteren op de duurzaamheidstransitie.

Tip: 8: Maak plezier
Het Lab is nooit af. Wij zien nog elk jaar allerlei mogelijkheden om te verbeteren. Hoe we bijvoorbeeld kennis die wordt ontwikkeld binnen een Lab veel beter kunnen delen binnen een groter netwerk van bedrijven of instellingen. Hoe we beter kunnen verder bouwen op kennis die er al is. Dan gaat het bij ons allemaal kriebelen om die nieuwe ideeën in de praktijk te brengen. Het plezier van het steeds maar blijven leren, ontwikkelen en ontdekken: dat is precies waar het in het Lab om draait.

Naar de Labs van ‘23/’24