Hoe maken we de omslag van een economie die is gebaseerd op uitputting van grondstoffen naar een duurzame, sociale en circulaire economie? Deze vraag stond centraal tijdens het congres ‘Delta in een wereld van schaarste’. Eén ding werd zonneklaar. alleen lukt het niet. Het is noodzakelijk dat we uitzoomen. Dat we de grote opgaven in samenhang bekijken en vanuit een gedeelde visie op de toekomst gezamenlijk en integraal werken aan oplossingen.
In 2050 moet Nederland klimaatneutraal zijn en volledig circulair. Hoe krijgen we dat voor elkaar? Hoe komen we over 30 jaar aan voedsel? Hoe richten we onze leefomgeving in en hoe ziet onze industrie eruit? En: hebben we eigenlijk wel een beeld van in welke toekomst we willen leven? Ondernemers, beleidsmakers en wetenschappers gingen in gesprek over de transitie naar een duurzame Zuid-Hollandse Delta. Drie thema’s stonden centraal: de toekomst van ons voedselsysteem, de industrie, en onze fysieke leefomgeving.
Zoektocht naar toekomstig voedselsysteem vraagt om systeemvisies
Peter van Bodegom, voorzitter thema Agrifood LDE Centre for Sustainability, hoogleraar Milieubiologie (Universiteit Leiden).
Hoe zorgen we ervoor dat we transformeren naar een duurzaam voedselsysteem? “Dat kan alleen door een systeemvisie te ontwikkelen”, zegt Peter van Bodegom, voorzitter thema Agrifood LDE en hoogleraar milieubiologie. “Een visie die alle aspecten van waardeketen in samenhang bekijkt. Waarin verder gekeken wordt dan de stikstofcrisis, en ook vraagstukken op het gebied van klimaat, water, energie en gewasbestrijdingsmiddelen worden meegenomen.”
Om in beeld te brengen wat mogelijke ontwikkelingsrichtingen voor het voedselsysteem zijn, heeft het samenwerkingsverband Accez verschillende toekomstscenario’s opgesteld voor het land- en tuinbouwcluster. Daaraan liggen grofweg twee basiskeuzes ten grondslag: organiseren we ons voedselsysteem op nationaal, of op internationaal niveau? En: gaan we met elkaar samenwerken, of willen we juist (internationaal) concurreren? Belangrijk is ook de vraag of je inzet op hoogtechnologische gesloten systemen, zoals vertical farming, of op open weerbare systemen voor voedselproductie.
Lokaal voedselsysteem stuit op juridische bezwaren
Het is van groot belang om de verschillende scenario’s vanuit een systeemvisie te analyseren, maakt van Bodegom duidelijk. “Zo kan het vanuit de wens om ketens te verkorten heel interessant zijn om voedsel lokaal te produceren. Maar dat hoeft niet te betekenen dat dit ook de meest efficiënte manier is om met grondstoffen of energie om te gaan. Bovendien stuit een nationaal systeem vooralsnog op juridische bezwaren vanuit de EU: volgens het open marktprincipe binnen de EU moet er uitwisseling kunnen zijn van landbouwgoederen.”
Alleen met een goede analyse op syseemnivo maak je de juiste keuzes
“De EU zelf promoot een strategie om op Europees niveau tot een duurzaam voedselsysteem te komen”, vervolgt Van Bodegom. “Sustainable food production klinkt prachtig. Maar hoe meten we dat eigenlijk? En welke aspecten nemen we mee om te bepalen of iets duurzaam is? Is dat het energieverbruik, zijn dat stikstofemissies, zijn dat bestrijdingsmiddelen, is dat het watergebruik? Of nemen we al die aspecten mee?”
Meerdere wegen
Op de vraag hoe ons voedselsysteem zich ontwikkelt, is vooralsnog geen definitief antwoord te geven, stelt Van Bodegom. “Er zijn meerdere wegen om voedselproductie te bereiken. Via hoogtechnologische productie kunnen we proberen emissies te reduceren. Maar we kunnen bijvoorbeeld ook kijken naar het verkorten van de ketens, of het opvangen van emissies in het eigen systeem door circulair te werken. Welke kant we ook op gaan, alleen op basis van en goede analyse op systeemniveau van alle voor- en nadelen van de gekozen richting kunnen we uiteindelijk een goede afweging maken.”
Industrie: van de raffinage van olie en gas naar de raffinage van metalen
Rene Kleijn, hoogleraar toekomstbestendige grondstofvoorziening (Universiteit Leiden), voorzitter thema Circular Industries LDE Centre for Sustainability.
“De energietransitie verlegt de focus op het veiligstellen van de instroom van fossiele brandstoffen naar een focus op het beheer van een voorraad metalen”, zegt René Kleijn, voorzitter van het thema Circular Industries LDE en hoogleraar toekomstbestendige grondstofvoorziening. “Die metalen zitten ingebakken in windmolens, zonnecellen en elektrische auto’s. Wat betekent deze shift voor de industrie in onze delta?”
Fossiele brandstoffen zijn cruciaal voor de industrie in de Rotterdamse haven, maakt Kleijn duidelijk. “Niet alleen voor het opwekken van energie; de hele chemische industrie draait erop. Daar zal in 2050 veel minder, of misschien wel helemaal geen ruimte meer voor zijn. De (chemische) industrie die zich bezighoudt met de raffinage van fossiele brandstoffen zal zich dus moeten herbezinnen. Wat gaan ze doen en waar komen de grondstoffen vandaan?”
Waterstof en metalen
Het gebruik van waterstof als grondstof voor de chemische industrie zal een belangrijke rol kunnen spelen in die noodzakelijke herbezinning. En misschien moeten we in de Rotterdamse haven net als in Antwerpen wel ruimte gaan creëren voor een bedrijf als Umicor, één van de grootste recyclers ter wereld. Want: “met de essentiële rol die metalen spelen binnen een klimaatneutrale samenleving, neemt het belang toe van de raffinage van metalen als industriële activiteit.”
Wie nu niet meeverandert verliest zijn social license to operate
Circulaire verdienmodellen en circulair ontwerpen
In de industriële keten gaat het om veel meer dan raffinage alleen, benadrukt Kleijn. “We moeten nadenken over circulaire verdienmodellen. Hoe ziet een circulaire economie er eigenlijk uit? Welke producten en diensten passen daarin? Cruciaal is het circulair ontwerpen van producten. Hoe lang gaan ze mee en kun je aan het einde van de levensduur de grondstoffen terugwinnen die erin zitten? Ook de ontwikkeling van een goed functionerende inzamelingsstructuur is essentieel om lekverliezen van waardevolle grondstoffen te minimaliseren.”
Begin op tijd
“Veranderen is lastig en we hebben de neiging om dat te lang voor ons uit te schuiven. Het gevolg daarvan is echter dat we én onze doelen niet halen, én dat bedrijven daardoor uiteindelijk de social licence to operate verliezen. Mijn advies voor de delta: zorg dat je op tijd begint met meebewegen.”
Op weg naar de klimaatneutrale kas
Adri Bom, voorzitter Glastuinbouw Nederland
Op het gebied van klimaatneutraliteit en duurzaamheid is de Nederlandse glastuinbouw een koploper, maakt Adri Bom, voorzitter Glastuinbouw Nederland in haar keynote duidelijk: “We kweken onze producten met een minimale hoeveelheid water, het gebruik van gewasbestrijdingsmiddelen is al tot 95% teruggedrongen en de toepassing van geothermie voor het verwarmen van de kassen is allang geen vreemd fenomeen meer.” De sector wil heel graag verdere stappen zetten op weg naar de klimaatneutrale kas in 2040. Tussen droom en daad blijken echter nog wel wat zaken in de weg te staan.
“Veel van de belemmeringen waar de glastuinbouw mee geconfronteerd wordt, zijn gerelateerd aan regelgeving”, zegt Bom. “Zo is de SDE-regeling gerelateerd aan de gasprijzen. Dat leidt ertoe dat duurzame projecten op het gebied van bijvoorbeeld geothermie, biomassa of restwarmte nu geen subsidie krijgen. En dat betekent dat het voor tuinders vaak goedkoper is om terug te grijpen op gas.”
Stap naar energieneutrale kas leidt tot onderzoeksvragen
Afgezien van belemmeringen op het gebied van regelgeving, leidt de stap naar de energieneutrale kas ook tot nieuwe onderzoeksvragen waar een antwoord op gevonden moet worden. Bom: “Tuinders zijn massaal overgestapt op het toepassen van ledverlichting en daarmee besparen ze enorm veel op het elektriciteitsverbruik. Een van de effecten is echter dat een witte roos nu een rood randje krijgt; we weten nog niet goed genoeg hoe het spectrum van die ledverlichting op de planten inwerkt. Daar moet veel onderzoek op plaatsvinden.”
Ondernemers zijn steeds vaker op zoek naar integraal onderzoek
Hoe gaan we samenwerken aan circulariteit?
De aandacht van de Nederlandse glastuinbouw voor klimaatneutraliteit en circulariteit beperkt zich niet tot de kas zelf. Bom: “We kunnen als glastuinbouw een deel van de energie die we met onze WKK’s opwekken, of via geothermie aanboren, ook leveren aan de gebouwde omgeving. En restromen uit de Rotterdamse haven die nu voor een deel de lucht in gaan - zoals CO2 - zouden we heel goed in onze kassen kunnen gebruiken en in een circulair schema onderbrengen.
De vraag is vooral ook: ‘hóe gaan we werken aan circulariteit’, zegt Bom. “Doet iedereen dat voor zich, of doen we dat in een veel grotere samenwerking met allemaal verschillende partijen? Wij doen daar als sector al veel onderzoek naar. Maar ook dat onderzoek moet je samen doen met je omgeving.”
“We bouwen niet alleen nieuwe bedrijven, maar zetten ook nieuwe ketens op”
Sabine Biesheuvel, mede-oprichter en algemeen directeur BlueCity.
In BlueCity geven innovatieve ondernemers al doende vorm aan de nieuwe economie. Een voormalig subtropisch zwembad is daarvoor omgebouwd tot een broedplaats voor bedrijven die hun reststromen aan elkaar koppelen. ‘Afval’ is een waardevolle bouwsteen; output van de één is input voor de ander.
Er wordt zoveel gepraat over circulaire economie” zeg Biesheuvel, “wij wilden gewoon aan de slag. Samen met een investeerder kochten we een leegstaand subtropisch zwemparadijs van 12.000 m2, met het idee daar een hub te bouwen.
Meervoudige waardecreatie
Die nieuwe economie gaat wat Biesheuvel betreft verder dan circulariteit waarbij sprake is van een gesloten kringloop. “Een gesloten kringloop kan een prikkel betekenen voor het gebruik van verkeerde materialen en het kan ook leiden tot het uitsluiten van innovatie. Wij geloven in meervoudige waardecreatie, zoals dat ook in natuurlijke systemen plaatsvindt, waarbij meerdere kringlopen met elkaar interacteren en op elkaar aansluiten. Het ontwikkelen van een grondstoffenstrategie is daarbij essentieel: daarmee zorg je ervoor dat grondstoffen worden ingezet voor de meest hoogwaardige toepassing.”
Circulair ondernemen is geen doel op zichzelf
Hoogwaardige toepassing vezels tomatenplant
Biesheuvel illustreert de manier waarop binnen BlueCity wordt gewerkt met een project dat draait om de hoogwaardige toepassing van de groene reststromen van tomatenplanten. “De tomatenplanten belanden in het Westland uiteindelijk vooral als restafval op de composthoop, terwijl de vezels van de plant zich ook lenen voor andere hoogwaardige toepassingen. In ons lab zijn we met de vezels aan de slag zijn gegaan om te kijken wat we ermee zouden kunnen doen, waarbij het uitgangspunt was om de hele plant te verwaarden.”
Toen het lab-onderzoek duidelijk maakte dat de vezels bruikbaar waren voor de productie van bijvoorbeeld textiel hebben we tomatentelers, een afvalverwerker en een bio-designer betrokken om de toepassingsmogelijkheden gezamenlijk in een project verder uit te werken. Daarbij namen de telers bovendien een deel van de financiering van het project voor hun rekening. Zo zijn we gezamenlijk aan de slag gegaan met het ontwikkelen van een product en het opzetten van een nieuwe keten. Met succes: hoewel we aanvankelijk dachten t-shirts te gaan maken, is het eindresultaat een leren tas geworden.”
Een verhaal voor de delta
Wouter Veldhuis, Rijksadviseur fysieke leefomgeving, partner MUST Stedenbouw.
Alexander Wandl, universitair hoofddocent, Stedenbouw | Circulariteit voor regeneratieve steden en regio's (TU Delft).
Een ongekende overvloed aan schoon water, bos, moeras, schone lucht, natuur en grondstoffen. Zo kenschetst Wouter Veldhuis rijksadviseur fysieke leefomgeving en architect en partner bij Must stedenbouw de delta aan het begin van onze jaartelling. “Die delta hebben we in 2000 jaar gecultiveerd, geoptimaliseerd, gecontroleerd. We hebben er een prothese van gemaakt waarmee we alle grondstoffen zo optimaal mogelijk uit het systeem persen. Maar de delta trekt dat niet langer. Het moet anders. En daarom is het noodzakelijk om een visie te ontwikkelen op de toekomst: in welke toekomst willen we in 2100 leven?”
“Over tien jaar hebben we geen schoon drinkwater meer”, zegt Veldhuis. “Hoe kan dat in een delta waar het water eindeloos stroomt? Op allerlei fronten wordt duidelijk dat er een einde zit aan de manier waarop we de delta uitbuiten en benutten. We zitten vast en we weten niet hoe het verder moet. Kijk alleen maar naar de stikstofproblematiek.”
Om ‘los’ te komen is het noodzakelijk om de blik verder te richten dan het jaar 2050, zegt Veldhuis. “We hebben de beslissingen die voor die termijn relevant zijn grotendeels al genomen. Pas na 2050 dienen zich de echte grote ‘gamechangers’ aan; in de vorm van zeespiegelstijging bijvoorbeeld. Laten we onszelf de vraag stellen hoe we in 2100 willen leven. Met het antwoord op die vraag kunnen we bepalen wat we nu moeten doen om die toekomst mogelijk te maken. En – wellicht nog belangrijker – het maakt ook duidelijk wat we vooral níet moeten doen.”
Water en bodem sturend
We hebben de delta altijd als prothese gezien, die we naar onze behoefte konden aanpassen en fixen. Met een extra sluis of een pomp erbij. En als tractoren zwaarder werden, dan maalden we het land droger. De grenzen aan die maakbaarheid zijn echt bereikt. In het denken over de toekomst moeten we terug naar de basis. Eerst snappen wat de delta nodig heeft.
We hebben een visie nodig, en verbeelding.
Het principe ‘water en bodem sturend’ is een mooi uitgangspunt. Water- en bodemsysteem zijn dan bepalend voor de manier waarop we met de delta omgaan en ons land inrichten. We moeten echt anders gaan denken. Niet gaan werken aan een circulaire economie met het idee dat we dan weer door kunnen groeien. Circulair denken betekent ook: niet denken over groei, maar denken over anders en beter.”
Beter nadenken over waar we naartoe willen
Denken over anders en beter vraagt naar de overtuiging van Veldhuis ook bezinning op de manier waarop we overvloed op een rechtvaardige manier kunnen verdelen via netwerkstructuren. “Dat verdelen doen we op dit moment niet goed. We denken nu na over de energiehoofdstructuur in Nederland. Maar wat we eigenlijk aan het doen zijn, is het ‘omkatten’ van het systeem ten behoeve van de bedrijven die wellicht straks helemaal niet passen in een circulaire economie. We moeten dus beter nadenken over waar we naartoe willen in plaats van zaken blijven faciliteren die de duurzame toekomst in de weg staan.”
Ontwerpen als verbeeldingsinstrument
Bij het ontwikkelen van een visie, speelt ‘ontwerpen’ een belangrijke rol. Niet zozeer om oplossingen voor de toekomst te formuleren, maar om de bandbreedte aan mogelijkheden te verbeelden; als instrument om de toekomst te onderzoeken. Dat is een belangrijk onderdeel van het werkterrein van het thema Steden en regio’s van het Centre for Sustainability. Alexander Wandl, universitair hoofddocent TU Delft Stedenbouw | Circulariteit voor regeneratieve steden en regio’s: “Door te ontwerpen zet je een denkproces in gang. Ook als het gaat om het verbeelden van een toekomst die botst met huidige belangen. Door te ontwerpen onderzoek je wat er aan kennis is, verken je mogelijkheden en onderzoek je hoe je die in een ander waardesysteem kunt gebruiken.”
“Het is heel interessant om te zien dat studenten opgaven vaak op een extreme manier bekijken en benaderen”, vervolgt Wandl. “Dat zorgt ervoor dat je anders gaat nadenken over de opgave. De vraag in welke toekomst we willen leven kunnen we alleen beantwoorden door ontwerpend, met allerlei verschillende beelden, te laten zien hoe die toekomst eruit kan zien. Het lijkt nu vaak alsof we bang zijn voor veranderingen. Ik denk dat ontwerpen ertoe kan bijdragen dat we uitdagingen aandurven.”
Paneldiscussie
“We zijn gevangen in het heden en zijn eigenlijk continu bezig dat heden te verduurzamen. Terwijl we het eigenlijk zouden moeten hebben over een systeemverandering, waarbij we afscheid nemen van een heleboel productie die duidelijk nooit te verduurzamen is.”
Derk Loorbach, directeur van DRIFT, hoogleraar sociaal-economische transities aan de faculteit Sociale Wetenschappen (Erasmus Universiteit Rotterdam).
Grote transities vragen om transdisciplinair denken; maatschappijbreed én op academisch niveau. Dat betekent onder meer dat alfa-, bèta-, en gammastudies veel meer gezamenlijk moeten optrekken. We denken dat we dat wel aardig onder de knie hebben, maar het kan en moet nog veel beter dan we nu doen.”
Arjan van Timmeren, hoogleraar Environmental Technology & Design (TU Delft), wetenschappelijk directeur Resilient Delta initiative Rotterdam en Academic Portfolio Directeur Sustainable Cities, Extension School.
Anne Gerdien Prins: “Als het gaat om interdisciplinariteit denk ik dat we veel meer met de financiële sector moeten gaan samenwerken. Ook het financiële systeem moet gaan werken voor de kant die we op willen.”
Anne Gerdien Prins, wetenschappelijk onderzoeker (Planbureau voor de Leefomgeving).
Laura de vries: “Ik denk dat we – ook in het onderwijs – nog te weinig op een integrale manier kijken naar transities en hoe bijvoorbeeld de uitdagingen op het gebied van klimaat, natuur en water en bodem met elkaar samenhangen. We moeten die uitdagingen meer met elkaar verbinden.”
Laura de Vries, bestuurslid Jonge Klimaatbeweging.
“Kom eens kijken op mijn erf. Alle opgaven komen daar samen. Water, stikstof, biodiversiteit, energie. We weten al heel veel. We moeten ook gewoon pragmatisch aan de slag.”
Albert Boersen, bestuurslid Hollands Agrarisch Jongerencontact (HAJK) en boer.
“Schaarste is vaak eerder een kwestie van verdeling dan dat er te weinig van iets is. In Nederland liggen enorm veel claims op de fysieke ruimte. Er is sprake van een strijd om die ruimte. Of er sprake is van schaarste, hangt samen met de vraag waar we die ruimte voor willen gebruiken.”
Eefje Cuppen, directeur Rathenau Instituut, professor Governance of Sustainability (Universiteit Leiden).