Interview met Eva van Baren
Duurzaamheidsvraagstukken hebben een interdisciplinaire aanpak nodig, ziet Eva van Baren. Ze is kennismakelaar van het Leiden-Delft-Erasmus Centre for Sustainability. Met praktijkvragen duikt ze in de kennis van de verschillende universiteiten en ontdekt ze waar de schoen wringt. Dat is niet altijd waar je zou denken.
Ik wilde meer doén. Niet alleen vanuit eigen onderzoek en kantoortje en binnen een bepaalde vakgroep, maar naar buiten en met bedrijven, organisaties en overheden aan de slag met wat er speelt in de praktijk.
Twee jaar geleden wilde Eva van Baren iets anders gaan doen. Bij de Erasmus Universiteit verzorgde ze onderwijs en onderzocht ze de impact van programma’s bij organisaties zoals het Oranjefonds. Maar dat begon te kriebelen. Ze wilde zelf meer impact hebben op duurzaamheid, ook al vindt ze dat gek klinken. “Ik wilde meer doén. Niet alleen vanuit eigen onderzoek en kantoortje en binnen een bepaalde vakgroep, maar naar buiten en met bedrijven, organisaties en overheden aan de slag met wat er speelt in de praktijk.”
Meer ‘hands on’-werk is precies wat ze nu doet bij het Centre for Sustainability. De wetenschap heeft ze er gelukkig niet voor hoeven loslaten. In tegendeel. Als kennismakelaar put ze uit de economie en business-expertise van de Erasmus Universiteit, de technische kennis van de TU Delft en die van de Universiteit Leiden in onder meer milieukunde en rechtsgeleerdheid. Een ideale mix voor de discipline-overstijgende vraagstukken van de circulaire economie, vindt van Baren.
Ruimte binnen kaders
Dat blijkt bijvoorbeeld nu ze bezig is voor de provincie Zuid-Holland. Die vroeg het Centre for Sustainability om hulp bij het intellectueel leidend te worden op het gebied van circulaire economie. Van Baren en haar collega’s raadden aan om eerst in afgebakend gebied te beginnen en vooral niét meteen met een wetenschappelijke bril te kijken wat er speelt om onderzoek op los te kunnen laten. “Zo kozen we ervoor om in het Central Innovation District (CID) in Den Haag en in Het Groene Hart met ondernemers, lokale overheden en bewoners te praten. Wat zien zij als knelpunten in de transitie naar een circulaire economie?”
Zo kwam in Het Groene Hart één onderwerp bij bijna elk gesprek naar voren: de wet- en regelgeving rondom afvalstoffen en mest. “Die werkt nogal belemmerend en houdt de transitie naar een circulaire economie tegen”, legt Van Baren uit. “Om kringlopen te sluiten kunnen de reststoffen van de één weer door een ander gebruikt worden als grondstof.” Denk aan plantensappen van tuinders die gebruikt kunnen worden voor de productie van bijvoorbeeld biogas. Ook op Europees niveau zitten regels in de weg. “Afval mág je niet gebruiken als grondstof”, zegt Van Baren. “Sterker nog: je mag het niet eens vervoeren. Soortgelijke problemen gelden ook voor bijvoorbeeld bouw- en sloop afval. Ondernemers willen heel graag kringlopen sluiten door reststromen te hergebruiken, maar dat wordt tegengehouden door verouderde wetten die nog zijn gebaseerd op de lineaire economie.”
Om erachter te komen hoe die wet- en regelgeving precies in elkaar steekt, klopte Van Baren in eerste instantie aan bij de rechtsgeleerden in Leiden en bekeek ze regels en programma’s van ministeries. Waar zat precies het probleem? Dat bleek gek genoeg niet alleen te zijn in de wet- en regelgeving zelf. “Per land worden die Europese regels anders geïnterpreteerd en geïmplementeerd”, zegt Van Baren. “In Nederland gebeurt dat strenger dan in andere Europese landen. Wat bijvoorbeeld meespeelt, is belangenverstrengeling of bereidwilligheid van allerlei actoren. Zo stapte Van Baren vanuit Leiden door naar de bestuurskundigen in Rotterdam. Zij gaan nu samen met ondernemers alle stappen in het proces en de daarbij behorende interacties doorlopen. Van Baren: “Wet- en regelgeving geven een kader, maar daarbinnen zit flexibiliteit en ruimte. We zoeken nu samen met wetenschap en praktijk uit waar de mogelijkheden zitten.”
Die interdisciplinaire aanpak ontwikkelde Van Baren dankzij haar toegang tot de verschillende universiteiten, een groot voordeel van de Leiden-Delft-Erasmus samenwerking. “Dat is voor de provincie Zuid-Holland ook veel waard. Zij hoeven zelf niet drie universiteiten te benaderen, maar kregen direct toegang via ons center.”
Verbinden
Wie ook profiteren van het aanhalen van de banden tussen de universiteiten zijn studenten, zegt Van Baren. “Ik had het zelf als student heel leuk gevonden als ik een minor of keuzevak had kunnen volgen aan de TU Delft of aan de Universiteit Leiden. Wie een studie volgt op één universiteit, krijgt toch steeds dezelfde docenten, colleges en denkbeelden mee. Als daar studenten van andere universiteiten bij komen, wordt het veel interessanter. Ze leren op een brede manier naar de transitie richting een circulaire economie te kijken. “En dat is nodig voor de grote duurzaamheidsvraagstukken waar we nu met zijn alle voor staan”, zegt Van Baren. “Je gaat het gewoon niet oplossen vanuit één discipline, zoals de economie, de techniek en innovatie, óf de sociale wetenschappen. Het vergt interdisciplinaire samenwerking en dat vind ik het eigenlijk ook het allerleukste aan dit werk.”
Individuele gesprekken met de verschillende stakeholders leveren meestal alleen de symptomen van overkoepelende problemen op.
Ondertussen gaat ze nog even door met het verbinden van de wetenschap aan de praktijk in het Groene Hart en het Central Innovation District in Den Haag, waar nu twee pilotprojecten lopen. “Individuele gesprekken met de verschillende stakeholders leveren meestal alleen de symptomen van overkoepelende problemen op”, zegt Van Baren. Eén ervan is een gebrek aan verbinding. “Er zijn in het Groene Hart bijvoorbeeld ontzettend veel circulaire initiatieven van boeren, ondernemers en lokale overheden. Maar dat is nog heel versnipperd waardoor er nog geen sprake is van een regionale beweging. We gaan nu kijken hoe de verschillende stakeholders beter met elkaar kunnen samenwerken zodat we de transitie naar een circulaire economie kunnen helpen versnellen.”
Vorige week lanceerde de Provincie Zuid-Holland het kennis- en innovatieprogramma ACCEZ (Accelerating Circular Economy Zuid-Holland). ACCEZ koppelt bedrijven die werk willen maken van de circulaire economie aan overheid en wetenschappers. Het Leiden-Delft-Erasmus Centre for Sustainability heeft een belangrijke rol gespeeld in de totstandkoming van dit programma. Graag vertellen wij over wat wij hebben gedaan in de eerste pilots binnen ACCEZ, over onze visie op de verbinding tussen wetenschap en praktijk en hoe wij gemeenten helpen in hun duurzaamheidsambities te realiseren. We laten drie collega’s aan het woord die hun verhaal vertellen over ACCEZ en het Centre for Sustainability : Eva van Baren, Benjamin Sprecher en Gertjan de Werk.